Home » Reportage

De Dansers: duiken onder in Berlijn

Jeugddansgezelschap De Dansers en Wies Merkx werken aan hun nieuwe voorstelling The Basement op een bijzondere locatie in Berlijn. Samen met Theater Strahl, waarmee zij ook de succesvolle voorstelling ROSES maakten, duiken ze onder in een oude gymzaal. The Basement gaat verder waar ROSES stopte: wanhoop, ontgoocheling, eenzaamheid, maar ook opnieuw leren vertrouwen. Lisa Reinheimer zoekt hen op in Duitsland.

Berlijn – Ostkreuz

Ik stap de S-Bahn uit, de roltrap op en zoek de juiste uitgang. Het is een beetje mistig. Om mij heen wordt gebouwd, auto’s staan ongeduldig
voor het tijdelijke stoplicht te wachten en de stoep ligt vol modder. Ik steek over en sla de hoek om. Een groot rood bakstenen complex met een ommuurde tuin. Een voormalige school? Ook hier wordt verbouwd. In dit complex repeteren De Dansers hun nieuwe voorstelling. Ze
hebben hun intrek genomen in de oude gymzaal, die in het souterain van een van de bijgebouwen ligt. Het is zoals je hoopt als je (tijdelijk) in Berlijn werkt. Rauw, rafelig, tikje onveilig, maar vol sfeer. Een krakende houten deur, een trapje af en achter nog een piepende deur ligt de zaal. Ik stap op de oude houten visgraatvloer met die typische gekleurde gymzaallijnen. Aan drie kanten hooggeplaatste ramen met tralies, onder het afbrokkelende plafond hangen vangnetten voor de veiligheid, oude basketbalborden en een ingemetselde klok.

Donkere kant

Op uitnodiging van en met jeugdtheatergezelschap Theater Strahl maakten De Dansers in 2013 met Wies Merkx de voorstelling
ROSES. Verzetsgroep Die weiße Rose vormde daarvoor een grote inspiratiebron. Een groep jonge mensen met een enorme onderlinge
verbondenheid en vertrouwen. ‘We hadden allemaal het gevoel dat er nog meer in zat’, vertellen artistiek leiders Guy Corneille en Josephine van Rheenen, ‘dus hebben we met choreograaf Wies Merkx en Theater Strahl besloten om dit nu uit te werken. We willen de donkere kant onderzoeken.’ Het zijn niet alleen de thema’s die zij in het maakproces van ROSES tegenkwamen die ze nu uitdiepen, maar ook de samenwerking met Theater Strahl. ‘Zij voegden echt een nieuwe, diepere laag aan ons werk toe. Nu willen wij deze manier van werken verder ontwikkelen.’

Intuïtie

Vandaag, bij mijn aankomst, zijn De Dansers precies een maand aan het werk in Berlijn. Ze kennen het pand, zijn gewend aan de Spartaanse middelen; buiten naar de wc, geen stromend water. Dehalf woord genoeg. Ik ben een buitenstaander die hun taal nog moet leren, al vraag ik me af of dat überhaupt gaat in de korte tijd dat ik hen hier opzoek. Wannes (danser), Daan (drummer) en Guy (muzikant/performer) werken met Wies aan een scène. Met passie en warmte lijkt ze hen het vak bij te brengen en toch staan ze daar als elkaars gelijken. Al meedansend geeft ze aanwijzingen, moedigt hen aan, geeft haar energie aan hen door. Maar tussen al die ontspannenheid en plezier voel ik ook de spanning en frustratie van het harde werken. Ik zie vertwijfeling in de ogen van de performers als Wies hen wéér een scène laat herhalen. Ze gaat heel intuïtief te werk. Ze kijkt en luistert naar de dansers en muzikanten. Stapt tussen hen op de vloer, neemt dan weer afstand. Ze kijkt, ze schaaft, ze schaaft nog eens, gooit dan weer alles om. Als een dirigent orkestreert ze de vloer. Als een schilder zoekt ze de natuurlijke toets in de performers.

Gekwetst

The Basement is een plek waar een groep jonge mensen samenkomt. Hoe moeten zij zich tot elkaar verhouden? ‘It’s all about defending’, zucht Wies. Ze zijn gekwetst, hebben een muur om zich heen gebouwd, ze zijn bang. Hoe creëer je dan een veilige plek? Wannes rent rond als een jong veulen, dat tegelijkertijd vrijheid wil als aangehaald worden. Enrico (danser van Theater Strahl) probeert hem te kalmeren, te beschermen bijna. Het lijkt even op een worsteling, maar dan laat ‘het veulen’ zich temmen. Plotseling stoot Wannes zich met alle geweld van Enrico af en schopt alles wat in zijn weg komt omver. De muzikanten Guy en Daan zoeken ondertussen naar de juiste klank, die met hun wijzigingen de scène verandert.Van heftige drumslagen en een lang gierende gitaar naar zachtere melancholische tonen en Guy’s stem die je doorklieft. Het is zoeken, want deze scène maakten ze alweer een tijd geleden. Er is een andere energie voelbaar, onzeker, maar ook de frisse spanning van
het opnieuw uitvinden.

Nieuwe energie

Een nieuwe dag, een andere scène: In tweetallen halen ze naar elkaar uit met vuisten, knieën en voeten. Ze kunnen de ander ternauwernood
afweren. Het herhaalt zich, steeds heftiger, tot er ineens twee tegenover één staan. Ze springen letterlijk voor elkaar in de bres om de klappen af te weren. Aan het einde van de repetitie oogt de scène heel spannend en soepel, met een energie die eerst vrij agressief is, ontwikkelt het zich tot een blinde woede en wordt uiteindelijk doorbroken door de hulp die zij elkaar bieden. Als kijker beweeg ik mee, in de hoop dat het hen helpt om geen pak slaag te krijgen. Dan opluchting, verwondering omdat er hulp komt, maar medelijden voelend voor die ander. En dit is nog maar een repetitie. De performers en Wies moeten zich keer op keer overgeven aan elkaar. De constante scèneaanpassingen maken dat niet makkelijker. Het vertrouwen dat zij elkaar geven, staat bijna haaks op de thema’s en situaties die zij gebruiken in de repetities. Dat is zwaar. De eerste dag dat ik hier was, was de frustratie merkbaar die als een zweem in de ruimte hing. Nu is die frustratie volledig verdwenen. De vermoeidheid is er nog, maar ook nieuwe energie en grote overgave.

Pielwerk

Over een uur komt er een klas middelbare scholieren kijken. De ‘premièreklas’ komt iedere week naar een repetitie en geeft feedback
op wat ze zien. Hiermee sluit ik mijn bezoek in Berlijn af. De dansers nemen nog een keer alle posities door, armen aaien en maaien door de ruimte, voeten schuifelen over de vloer, een mompel hier, een vragende blik, de wijzende vinger van Wies. Als afgesproken neemt iedereen zijn positie in. Weer een code die ik als buitenstaander niet heb begrepen. De klas stroomt binnen. Rechts zit een ‘stoere’ groep, daartussen de lichttafel en links een aandachtige groep. Eerst een doorloop. Wies geeft zachtjes aanwijzingen, terwijl ze zich naar het jonge publiek
draait. ‘Pielwerk, dat gaat er nu gebeuren’, eindigt ze de doorloop.

‘Alles moet heel precies in elkaar passen, iedere scène is een puzzelstukje’, legt ze de klas uit. Al ziet het er op het toneel spontaan uit, timing is heel belangrijk. Weer de scène met ‘het veulen’, die nu heel anders oogt dan eerst. Hij is speels en rauw. Ze laten tweemaal dezelfde groepsscène zien, maar met andere muziek. De eerste is traag en melancholisch en de tweede met een opzwepende beat. ‘Welke scène beviel jullie beter?’, vraagt Wies. De stoere groep roept meteen: ‘de opzwepende, want die was lollig om naar de kijken, het was energiek.’ Met lichte twijfel zegt een meisje uit de linker groep dat ze juist de trage scène heel mooi vond, omdat ze daarbij de tijd had om alles in zich op te nemen. Hoe meer ze erover praten, hoe meer de kinderen de trage scène toch mooier vinden. Want ja, mensen kunnen ook verdrietig of eenzaam zijn en dat ziet er niet vrolijk uit.

Meer inspiratie