Zó verliefd dat hij in elke vrouw Odette ziet
Nieuwe Zwanenmeren zijn, alleen al door de aanzienlijke tijd en kosten die ermee gemoeid zijn, niet aan de orde van de dag. Des te opmerkelijker is het dat afgelopen maand binnen één week tijd twee nieuwe interpretaties van het ‘ballet der balletten’ het licht zagen: een traditionele versie van Liam Scarlett voor het Britse Royal Ballet en een eigentijdse productie van Martin Schläpfer bij diens Duitse Ballett am Rhein. Voor Dans Magazine reisde Astrid van Leeuwen af naar de première in Düsseldorf en als ‘toetje’ pikte ze een paar dagen later de livestream vanuit Londen mee.
De reis begint goed: nog maar net de drempel van de eersteklascoupé van de ICE naar Düsseldorf overgestapt, hoor ik een bekende stem. Die van Hans van Manen, die Martin Schläpfer – al is hij van oorsprong een Zwitser – altijd aanduidt als ‘mijn Duitse lieveling’. “Natúúrlijk” willen hij en zijn echtgenoot Henk van Dijk deze bijzondere première niet missen. “We zijn réúze benieuwd!”
Ná de dansvoorstelling, uren later, raak ik de twee al snel kwijt tussen het massaal toegestroomde premièrepubliek, maar niet voordat Hans mij nog even samenzweerderig toevertrouwt: “Zo, dat was een héftige avond hè.”
Heftig. Het is niet meteen het woord dat voorop míjn tong ligt. Hooguit zou je de manier waarop Schläpfer zijn balletten concipieert ‘heftig’ kunnen noemen. Bij elke productie gooit de Zwitserse-Duitser zich er volledig in, geeft álles, pleegt eindeloos veel research en kiest nooit voor de makkelijke, gratuite weg. Dat was overduidelijk bij het zien van zijn Ein Deutsches Requiem, waarmee hij vorig jaar ook in Nederland veel lof oogstte, en dat is nog sterker zicht- en voelbaar in zijn Zwanenmeer, waarmee hij in de voetsporen treedt van andere choreografen die voor een eigentijdse benadering kozen als Mats Ek, John Neumeier en Matthew Bourne.
Ballet in uptempo
Opvallend is dat Schläpfer zich, afgezien van twee korte bewerkingen van De Vuurvogel, twintig jaar lang verre van verhalende producties heeft gehouden. Iets wat ook spreekt uit de titels van zijn creaties, die simpelweg B1, B2, B3, enzovoort luiden, waarbij de B staat voor ‘ballet’. Dat hij voor zijn B36 – nog steeds de eerste titel op het affiche – alsnog voor een van de beroemdste balletverhalen kiest, is te danken aan een (oude) opname van Tsjaikovski’s muziek door het Boston Symphony Orchestra, onder aanvoering van Seji Ozawa. Een uitvoering die, aldus Schläpfer, een enorme power en kracht uitstraalt, “met tempi die niets van doen hebben met de vaak slaapverwekkende Sovjet-Russische balletversie”. Ozawa’s ‘uptempo’ opname – aansluitend bij Tsjaikovski’s bedoelingen – inspireerde Schläpfer bovendien om terug te keren naar de (volgorde in de) originele partituur, zoals deze was nog voordat Julius Reisinger in 1877 met Tsjaikovski’s meesterwerk aan de haal ging en later, in 1895, na de dood van de componist, Marius Petipa en Lev Ivanov. Dat levert voor balletdiehards soms curieuze momenten op, zoals het feit dat het coda van de Zwarte Zwaan nu in de eerste in plaats van de derde akte te horen is. Maar het past wel bij Schläpfers aanpak, die zich ook voor het libretto baseerde op het origineel uit 1875-1877, al schrapte hij wel personages en maakte andere juist belangrijker.
Twee danseressen, twee Zwanen
De karakterisering en psychologische uitdieping van die personages tellen voor Schläpfer duidelijk meer dan danstechnische virtuositeit en -kunstjes. Zijn Siegfried – bij de première geweldig vertolkt door Marcos Menha – is een prins met veel lagen: speels, nonchalant, charmant, dichtbij het volk staand, maar ook dwars, opstandig en werkelijk ten einde raad (en fysiek bijna onpasselijk) wanneer hij op zijn verantwoordelijkheden wordt gewezen en geacht wordt een bruid te trouwen. Zijn Odette, de Witte Zwaan, was op de premièreavond de fabuleuze Marlúcia do Amaral, maar hoezeer zij mij als danseres ook raakt en hoe prachtig haar duetten met Siegfried ook zijn, de puurheid en kwetsbaarheid van Odette weet zij voor mij helaas niet over het voetlicht te brengen.
Nu is het weliswaar bijna altijd wel zo dat een soliste met een van de zwanenrollen – de Witte of de Zwarte – minder affiniteit heeft, maar Schläpfer heeft om die reden juist voor twee afzonderlijke danseressen gekozen. De Zwarte Zwaan Odile, vertolkt door Camille Andriot, geeft hij daarbij een extra lastige taak door haar niet als de flamboyante, vileine, alles en iedereen doen verblekende dochter van de malicieuze tovenaar Von Rothbart te portretteren, maar haar te laten wedijveren met de (deels overtuigendere) kandidaatsbruiden, vanuit de gedachte dat Siegfried niet opeens verblind wordt door Odile, maar dat hij Odette, juist door zijn overweldigende verliefdheid op haar, als het ware in iedere vrouw ziet.
Vrije omgang met balleterfenis
In zijn streven om (bijna) alle karakters uit het originele libretto hun ‘moment of fame’ te geven, is Schläpfer, in mijn ogen, helaas net iets te ver doorgeslagen. Met name in de vierde akte lijkt de mise en scène wel een ‘familieopstelling’, met een flink overheersende rol voor Odettes stiefmoeder en een nogal onduidelijke rol voor haar grootvader, die aan het slot zelfs minutenlang alleen op het toneel achterblijft – wellicht om te symboliseren dat hij het is die, door zijn verdriet over het lot van Odette, een heel zwanenmeer bij elkaar huilt.
Tegelijkertijd draagt de stiefmoeder indirect wel bij aan enkele van de beste dansscènes, want de puur eigentijdse, krachtig en strak uitgevoerde dans van haar ‘gevolg’ deed mij herhaaldelijk opveren, zeker tijdens hun fantastische ‘dans van de Vier Zwaantjes’, hier dus vertolkt door vier ‘slechteriken’. Helaas heeft Schläpfer niet steeds voor een dergelijke puur hedendaagse aanpak gekozen, de plechtige dansen van de Koningin (Siegfrieds moeder), Benno en de ceremoniemeester, waren bijvoorbeeld overdreven statig en de mime nogal sleets.
Het publiek trakteerde de voorstelling op luide bravo’s en een minutenlange ovatie, maar bij de opkomst van Schläpfer klonken er ook een paar hartgrondige ‘boe’s’. Zou dat komen omdat Schläpfer volgens de ‘puristen’ (een deel van het Duitse balletpubliek is oerconservatief) te vrij is omgegaan met de balleterfenis, of juist omdat hij er zich onvoldoende van heeft weten te bevrijden?
Geen Zwanenmeer zonder allesoverheersende emotie
Ik neig naar het laatste, maar vier dagen later, bij het zien van Liam Scarletts nieuwe, overdadige productie voor The Royal Ballet, sla ik aan het twijfelen. Ik moet toegeven: het is heerlijk om weer een ‘meer’ aan zwanen unisono (en op spitzen) een beschermend front te zien vormen – in Düsseldorf miste ik soms de link tussen Odette en haar gevolg – maar ik vind Scarletts productie, vergeleken met die van Schläpfer, niet van veel moed en diepgravende inzichten getuigen. Op een paar originele keuzes na – zo zijn de ceremoniemeester en Von Rothbart bij Scarlett één en dezelfde figuur – krijg ik het idee dat deze nieuwe, spectaculair vormgegeven productie vooral bedoeld is als kaskraker om de recettes van The Royal Ballet een boost te geven. Ik mis in deze versie een – voor mij onontbeerlijke – eigen focus op ruimtelijke patronen en lijnen, ik mis noodzaak en allesoverheersende emotie, de werkelijk prachtige pas de deux van de exquise Marianela ‘Odette’ Nuñez en haar jonge, ‘mij-gaat-alles-even-makkelijk-af’ Vadim ‘Siegfried’ Muntagirov in de vierde akte daargelaten. En hoe rijk en weelderig ook: ontwerper John Macfarlane lijkt zich – in tegenstelling tot ‘onze eigen’, onvolprezen Toer van Schayk – bij alle pracht en praal niet al te veel te hebben aangetrokken van stijlperiodes en -vastheid. Het maakt mijn bewondering voor Schläpfers avontuur weer net even groter en doet mijn liefde voor de productie van Rudi van Dantzig en Toer van Schayk – waarmee ik ben opgegroeid – weer opvlammen. Artistieke noodzaak, diepgevoelde emotie en uitgesproken, tot in het kleinste detail doordachte keuzes: Het Zwanenmeer kan niet zonder.
Ode aan Nederlandse Zwanenmeer
Het Nationale Ballet staat komend seizoen stil bij het feit dat Het Zwanenmeer van Rudi van Dantzig en Toer van Schayk dertig jaar geleden in première ging. Het jaarlijkse seizoensopeningsgala wordt opgedragen aan de in 2012 overleden Van Dantzig (die in augustus 85 jaar zou zijn geworden) en het gezelschap danst een ongekend lange reeks van maar liefst 25 voorstellingen van Het Zwanenmeer.
Martin Schläpfers Schwanensee is in elk geval t/m januari regelmatig te zien, afwisselend in Düsseldorf en Duisburg, de twee thuissteden van het Ballett am Rhein. Van Liam Scarletts Swan Lake staan vooralsnog (na een laatste voorstelling op 21 juni a.s.) geen nieuwe uitvoeringen gepland.