Home » Reportage
Merce Cunningham Dance Company

Geschiedenis van Postmoderne Dans

Postmodern betekent na het moderne. Postmoderne dans is dan ook ontstaan na de moderne dans, in de tweede helft van de twintigste eeuw. In postmoderne dans ligt de nadruk op de puur formele eigenschappen van de dansbeweging waardoor een grote mate van interpretatievrijheid ontstaat. De vorm is de boodschap. Deze postmoderne dans kan men beschouwen als een vorm van rebellie - van moderne dansers zelf - tegen de expressionistische benaderingswijze van de vooroorlogse moderne dans.

Postmoderne dansstijlen

Postmoderne dans kent vele verschijningsvormen. Hiervan zijn de belangrijkste de pure dans, de mime dans, de performance dans en de multimedia dans.

Pure dans

In de pure dans staat de bewegingsconstructie zelf centraal en is er geen verhaal. Binnen de pure dans hebben zich twee stijlen ontwikkeld: de minimale of repetitieve dans en de vrije dans. In de minimale dans draait alles om herhaling en ontwikkelen de danspassen door voortdurende minimale veranderingen. Dit heeft een hypnotiserend effect op de toeschouwer. Vertegenwoordigers van de minimale dans zijn Krisztina de Chatel in Nederland en Anne Teresa de Keersmaeker in België. De vrije dans kenmerkt zich door het eclectisch gebruik van verschillende dansstijlen en bewegingstechnieken. In Nederland zijn Pauline de Groot en Bianca van Billen vertegenwoordigers van de vrije dans.

Mime dans

In mime dans bestaat moderne abstracte, niet anekdotische mime als puur lichamelijke bewegingskunst. Goede voorbeelden hiervan zijn dansgezelschappen Pilobolus en Momix waarin groepen acrobaten, gymnasten en turners uit een veelheid van op elkaar gestapelde of in elkaar geknoopte lichamen sensationele bewegende beelden creëren.

Performance dans

In de performance dans staat de gevoelsbeleving van de uitvoerder centraal en zijn alledaagse en banale handelingen een geliefd stijlmiddel. Truus Bronkhorst is de Nederlandse vertegenwoordiger van deze stijl. Andere performance artiesten leggen nadruk op lichaams- en bewegingsfuncties door het gebruik van kostuums en instrumenten die de normale motoriek beïnvloeden. In België is Wim Vandekeybus een goed voorbeeld van deze stijl.

Multimedia dans

In de multimedia dans komen elementen uit andere kunstvormen aan bod zoals zang, voordracht, beeldende kunst, film en video. In de jaren tachtig van de vorige eeuw werd Edouard Lock met zijn dansgroep Lalala Human Steps uit Canada bekend om zijn punkrock dansshows waarin stevige popmuziek, surrealistische filmbeelden en rauwe uitputtende dans elkaar afwisselden. In Nederland is Koert Stuyf bekend om zijn multimediale dansvoorstellingen. Inmiddels is het gebruik van film en video geen uitzondering meer.

Geschiedenis van de postmoderne dans

1952-2011 Merce Cunningham

Danser en choreograaf Merce Cunningham (1919-2011), leerling van Martha Graham, was een van de rebellen die zich afzette tegen de overheersing van psychologisch gemotiveerde gevoelsexpressie die gebruikelijk was in moderne dans. Het anarchistische credo van Cunningham biedt de danskunstenaar een vrijheid in middelen van uitdrukkings- mogelijkheden waardoor een ware explosie van nieuwe compositie- mogelijkheden ontstaat. Cunningham werd hiermee vader van de postmoderne dans. Veel van die punten worden nu als vanzelfsprekend ervaren:

1 Iedere beweging kan als een danspas of thema worden gebruikt.
Cunningham maakte naast het ballet-vocabulaire ook gebruik van alledaagse bewegingen zoals lopen en rennen. In de jaren zestig toonden vertegenwoordigers van de postmoderne dans een voorkeur voor zulke eenvoudige bewegingen.

2 Iedere procedure kan als choreografische compositiemethode worden gebruikt. Cunningham is bekend geworden om zijn gebruik van toevalsprocedures, die hij aan componist John Cage ontleende. Allerlei beslissingen werden genomen op grond van het toeval, door het gooien met een dobbelsteen of muntstuk of de I-tjing, het Chinese handboek voor wichelaars. In de postmoderne dans worden met name improvisatie- en spelprocedures gebruikt.

3 Ieder deel van het lichaam kan worden gebruikt om te dansen.
Cunningham maakte veel gebruik van geïsoleerde bewegingen van lichaamsonderdelen. Doordat vele postmoderne danskunstenaars in de cunninghamtechniek zijn getraind, zijn isolaties veel terug te zien in postmoderne dans.

4 Choreografie, muziek, kostuums, decor, en belichting zijn afzonderlijke bestanddelen van een dansstuk die autonoom kunnen functioneren.
Bij dansvoorstellingen van Cunningham werden choreografie, muziek, kostuum en decor onafhankelijk van elkaar ontworpen en pas bij de allereerste voorstelling samengebracht. De relaties die eventueel bestonden, berustten dus op toeval. 

5 Iedere danser kan als solist optreden.
Cunningham maakte op een antihiërarchische manier gebruik van de ruimte door ieder deel van het podium gelijke waarde toe te kennen. Meerdere dansers voerden tegelijkertijd verschillende stukken dans uit waardoor het onmogelijk was het geheel te overzien. De toeschouwers moesten hun eigen solist kiezen. In de postmoderne dans van de jaren zestig werd dit uitgangspunt ruimer genomen en konden ook amateurs als danser optreden.

6 Iedere ruimte kan fungeren als theater of dansruimte.
In 1952 werd de eerste ‘Happening’ georganiseerd door Cunningham, componist John Cage en beeldend kunstenaar Robert Rauschenberg. Happenings waren kunstzinnige manifestaties op ongebruikelijke locaties zoals musea, gymzalen of in de openbare ruimte. Postmoderne dans heeft ook plaatsgevonden op het dak, en tegen de zijmuur, van een flatgebouw.

7 Dans gaat in eerste instantie over het menselijk lichaam en zijn bewegingsmogelijkheden. Volgens Cunningham zijn alle bewegingen inherent expressief en hoeft dans aan niks anders te refereren. Postmoderne dans is veelal verhaalloos.

1960-1968: Het Judson Dance Theatre

Op verzoek van componist John Cage startte Robert Dunn in 1960 een cursus choreografie waarin hij de elementen van avant-garde componisten toetste op hun toepassing van de danskunst. In 1962 vindt de eerste presentatie plaats in de Judson Memorial Church in New York en de (veranderende) groep leerlingen wordt vanaf dan de Judson Dance Theatre genoemd. Zij werden bekend om hun ironische commentaren op conventionele eigenschappen van dansvoorstellingen en hun betekenisloze en ondramatische choreografieën. Belangrijke leerlingen van Dunns cursus zijn Steve Pacton, Yvonne Rainer, Trisha Brown, Judith Dunn, David Gordon, Meredith Monk en Lucinda Childs.

Een aantal van de elementen van avant-garde componisten werden belangrijke kenmerken van postmoderne dans, waaronder ‘onbepaaldheid’ en ‘alles mag’. Onbepaaldheid wil zeggen dat de uitvoerende danser een mate van vrijheid had om bepaalde factoren in de compositie ter plekke in te vullen. Niet alles werd van te voren bepaald en choreografieën waren meer spel en taakstructuren. Improvisatie kwam veel voor. Onder het mom van ‘alles mag’ werden de grenzen van wat dans mag en kan zijn overschreden. Waardeoordelen waren dan ook taboe. Alledaagse bewegingen en het herhalen van (combinaties van) bewegingen waren geliefde stijlmiddelen. Veel postmoderne danscomposities hebben een droogkomisch karakter en stellen de verwachtingen van het publiek op de proef door het gebrek aan een spanningsboog en andere danstheatrale conventies. Sprekende dansers waren niet langer taboe.

1955-1975 Anna Halprin

Naast Robert Dunn was Anna Halprin (1920) een belangrijke leermeester van de eerste postmoderne danskunstenaars. Zij vestigde zich in San Francisco en opende al in de tweede helft van de jaren vijftig haar invloedrijke Dancers’ Workshop, een artistiek laboratorium voor samenwerking van dansers, componisten, schrijvers, architecten en psychologen. Ze vond dat moderne dansers allemaal op elkaar leken en richtte de workshop op om andere vormen van dans te verkennen en de individuele creativiteit van dansers te bevorderen. Gedurende twintig jaar ontwikkelde ze een methode die haar en anderen de mogelijkheid gaf om vrijuit te bewegen met intentie en gevoel van saamhorigheid. Enkele beroemde leerlingen waren Trisha Brown, Meredith Monk en Yvonne Rainer.

Halprin leerde haar studenten te improviseren en de beleving van de (openbare) ruimte stond in haar lessen centraal. In de jaren zestig ontwikkelde ze samen met haar man en architect Lawrence Halprin de RSVP Cycles; scripts voor gestructureerde improvisatie. Halprin was een van de eersten die met ongeschoolde dansers werkte en professionele dansers naakt liet optreden.

 

Bronnen:

Utrecht, Luuk. (1988). Van hofballet tot postmoderne-dans. Zutphen: De Walburg Pers.

Website SLO Danstijd: http://danstijd.slo.nl/geschiedenis/postmodernedans/Postmoderne_dans.pdf/

Meer inspiratie