Interview met moderne meisjes Didy Veldman en Regina van Berkel
Naast een wereldpremière van inmiddels bijna ‘resident choreographer’ Lucinda Childs, telt het nieuwe Introdansprogramma Moderne Meisjes twee voor Nederland nieuwe werken van Regina van Berkel en Didy Veldman. Twee generatiegenoten die in het buitenland misschien wel bekender zijn dan in eigen land. En beiden roepen met hun werk liever vragen op dan dat ze antwoorden geven. ‘Het is fijn om te spelen met de dunne lijn tussen dat wat je niet pakken kunt en de realiteit.’
tekst Astrid van Leeuwen fotografie Hans Gerritsen
Een dubbelinterview? Ja, daar zijn ze zeker voor in, ze vinden het erg leuk om elkaar eindelijk eens te spreken’, aldus Introdans-persvoorlichtster Leontine Zantinge. Een paar dagen later zit ik, op een van de laatste nazomerse middagen, met de twee vrouwen aan een tafeltje in de tuin van restaurant Verheyden in Arnhem. Ze kijken elkaar nieuwsgierig, onderzoekend, met een warme blik aan. Regina tegen Didy: ‘We hadden elkaar bijna een keer in New York getroffen, bij het Ceder Lake Contemporary Ballet, ergens rond 2011. We maakten er beiden een choreografie, maar toen ik aankwam, was jij net vertrokken.’
Twee vooraanstaande Nederlandse choreografen, met beiden al een imposante lijst van werken op hun naam, die elkaar nooit eerder hebben ontmoet. Wonderlijk, op het eerste gezicht, maar niet als je bedenkt dat hun carrières zich grotendeels buiten ons land hebben afgespeeld. Die van Didy Veldman (50) vooral in Zwitserland en vervolgens Engeland, waar ze in 1994 neerstreek, al woonde ze recent wel weer een aantal jaren in Nederland omdat haar echtgenoot, Christopher Powney, hier directeur van de Nationale Balletacademie was (nu directeur van The Royal Ballet School). Die van Regina (49) vooral in Duitsland, waar ze zeven jaar danste bij William Forsythes legendarische Ballett Frankfurt en inmiddels alweer vele jaren als freelance choreografe werkt vanuit haar thuisbasis Beselich – zo’n tachtig kilometer ten noorden van Frankfurt –, samen met haar artistieke- en levenspartner, decor- en lichtontwerper Dietmar Janeck.
Stukje thuis
Didy: ‘Het is fijn om terug in Nederland te zijn. Het is toch een stukje ‘thuis’ en ik ken sommige mensen hier al zó lang: ik heb Roel Voorintholt (artistiek directeur Introdans) en Diane Matla (repetitor bij Introdans) nog zien dansen.’ Regina, met een hoorbaar Duits accent: ‘Eigenlijk word ik mij pas bewust van mijn Nederlanderschap wanneer ik hier ben. Mijn ouders die zeggen dat ze er trots op zijn dat mijn werk nu ook hier te zien is, andere mensen die mijn Nederlandse achtergrond benadrukken. Het maakt iets in mij wakker waar ik mij eerder eigenlijk niet bewust van was en wat mij ontroert.’ Maar of hun Nederlandse nationaliteit ook in hun werk is terug te zien? Ze betwijfelen het.
Regina: ‘Vorig jaar zag ik bij Introdans Jiří Kyliáns Lieder Eines Fahrenden Gesellen en dat bracht mij terug naar toen ik dertien was en de toenmalige interne dansopleiding van het Nederlands Dans Theater volgde. Ergens zit dat in mij; die werken van Jiří hebben mij altijd gefascineerd. Maar het zijn niet zozeer de choreografische elementen die mij beïnvloed hebben, als wel de enorme passie en drive waarmee Jiří te werk ging. Bij het zien van Lieder kwam dat ‘oergevoel’ weer bij mij boven. Niettemin is mijn grootste inspirator toch Forsythe. Bij hem heb ik mijzelf gevonden.’ Didy: ‘Natuurlijk, elke ervaring laat sporen achter. Ik ben opgegroeid met Rudi van Dantzig, Hans van Manen, Toer van Schayk en met de poëzie van Kylián, wiens Svadebka een soort ‘heilig ballet’ voor mij was. Maar ik geloof niet dat ik echt beïnvloed door hen ben. Ik draag zó veel indrukken in mij, uit zó veel verschillende landen. Daarbij: ik word vooral geïnspireerd door de wereld om mij heen, door de mens, de politiek, de dingen die ik zie, en dat hoeft totaal niet dansgerelateerd te zijn.’ Ze wijst op een paar hangende schelpjes die in de restauranttuin door de wind worden voortbewogen. ‘Zelfs zoiets zou mij zomaar op een idee kunnen brengen.’
Mannenwereld
Op de vraag hoe ze tegenover de titel Moderne Meisjes staan, reageren ze enigszins beduusd, maar resoluut. Didy: ‘Ik voel mij niet zo’n meisje.’ Regina: ‘Ik ook niet. Maar ik ken het woordspel van Roel (Voorintholt – red.) bij het vaststellen van de programmatitels, dus ik vat deze titel niet persoonlijk op.’ Maar zouden creaties van mannelijke cho-reografen ooit onder een gelijksoortige titel worden samengebracht? Jofele Jongens, of iets in die trant? Didy: ‘Het blijft bij veel gezelschappen een terugkerend onderwerp: wat moeten we aan met de vrouwelijke choreografen? Ik zelf sta niet zo achter programma’s met alleen werk van vrouwen.
Let wel, ik vind het super dat Roel een dergelijk programma van de grond tilt, want zo komen wij in elk geval wel aan bod. Maar het heeft natuurlijk ook iets dieptriests: dat dit soort programma’s nog steeds nodig is omdat de balletwereld anders vrijwel alleen door mannen geregeerd zou worden.’ Dat vrouwen ook kinderen krijgen – en dus niet continu werkdagen van zestien uur kunnen maken – wordt volgens hen door veel balletdirecteuren ook nog steeds als lastig ervaren. Didy, moeder van twee dochters van 15 en 17 jaar: ‘Achteraf denk ik weleens: hoe heb ik het in godsnaam voor elkaar gekregen om beide al die jaren te combineren!’ Regina, moeder van twee jongens van nu 13 en 15 jaar: ‘Voor mij was dat ook de reden om te gaan freelancen. Ik wilde ook tijd hebben voor mijn gezin, maar dat maakte het wel ook heel spannend: zou ik door die keuze wel voldoende jobs krijgen?’
Dinosaurusskelet
Beiden hebben zich, voor hun bijdrage aan Moderne Meisjes, laten inspireren door de schilderkunst. Regina: ‘Dat was een aangename verrassing: dat ik van Roel (Voorintholt – red.) hoorde dat Didy zich baseerde op een schilderij van Picasso, terwijl voor mij het surrealisme, en dan met name het werk van Salvador Dalí, het vertrekpunt vormde. Ik ben al een jaar of vijf intensief bezig met deze kunststroming. Waarbij het mij niet om de gebruikte techniek gaat, maar om het gevoel van absolute opwinding dat ik krijg bij het kijken naar, met name Dalí’s, surrealistische schilderijen. Je kunt ernaar blijven turen en elke keer zie je er weer iets anders in.’
Voor Frozen Echo, zoals haar in 2011 voor Ballett am Rhein gemaakte choreografie heet, ontwierp Dietmar Janeck een decorobject bestaande uit zeventig afgedankte Dell-computermonitoren. ‘Een recensent noemde het een dinosaurusskelet en sindsdien duikt dat woord steeds weer op, maar Dietmar heeft het – indachtig Dalí – niet zo gecreëerd dat je er maar één ding in kunt zien.’ Kenners van de Spaanse meester zullen in de choreografie zeker associaties met Dalí’s schilderijen herkennen, maar Regina werkt, zegt ze, nooit letterlijk. ‘Het draait in Frozen Echo, als in al mijn werk, vooral om ruimte, om muzikaliteit en om de dynamiek in de beweging. Wel kun je zeggen dat het laatste deel van de choreografie menselijker is, poëtischer ook, danik gewend ben. Dalí heeft mij daartoe de moed gegeven.’
Driehoeksverhouding
Didy’s The 3 Dancers, in 2015 gemaakt voor het Londense Rambert, kwam, anders dan bij Regina, niet direct voort uit een persoonlijke fascinatie. ‘Ik had met Marc Baldwin (tot voor kort artistiek directeur van Rambert – red.) wel eens gesproken over Vincent van Gogh en mijn interesse om mij, geïnspireerd door Van Goghs leven, te verdiepen in de grens tussen normaal en niet normaal zijn. Daar is nooit iets uit gevolgd, maar toen Marc in contact kwam met iemand van het Wimbledon International Music Festival die iets met Picasso’s The Three Dancers wilde, dacht hij aan mij. Zelf had ik zo mijn twijfels, kon ik daar iets mee: een kubistisch schilderij naar het danspodium vertalen? Maar toen ik mij verdiepte in het verhaal áchter het schilderij werd mijn fascinatie alsnog gewekt.
Picasso schilderde het beroemde werk in 1925 rond de dood van zijn vriend Ramon Pichot, die herinneringen opriep aan de eerdere zelfmoord van een andere vriend, Carlos Casagemas, die een affaire met Pichots vrouw Germaine had, net als Picasso zelf overigens. Het schilderij verbeeldt hun driehoeksverhouding. Drie mensen die voor eeuwig aan elkaar vastzitten, dat gegeven intrigeerde mij. Hoeveel steun hebben ze aan elkaar, hoeveel frustratie voelen ze, en wat kunnen wij daar in de eenentwintigste eeuw mee.’ In plaats van drie mensen zien we in The 3 Dancers echter zes dansers op het toneel. ‘Ik wilde werken met al die hoekige vormen, al die energievlakken in het schilderij en met de schaduwen die Picasso daarbij gebruikte.’
Ook Didy houdt er niet van om dingen al te letterlijk voor te kauwen voor haar publiek. ‘Ik vind het fijn wanneer mensen na de voorstelling naar huis gaan met vragen, ideeën, fantasieën, dromen. Ik vind het fijn om emoties te ontlokken, te ontroeren, te verrassen.’ Regina: ‘Het is fijn om te spelen met de dunne lijn tussen geheimen, tussen iets wat je niet pakken kunt, en de realiteit. Meer dan antwoorden geven, wil ik vragen oproepen. Ik wil de fantasie van mensen prikkelen, zorgen dat hun geest in beweging komt.’
Meer weten over Moderne Meisjes van Introdans
Introdans met Moderne Meisjes: t/m 25 januari in een groot aantal Nederlandse theaters.
www.introdans.nl