Voetbaldansen
Er is veel over het wereldkampioenschap voetballen geschreven, maar over de betekenis van dit WK voor de relatie tussen voetbal en dansen heb ik maar weinig gelezen. Wel een beetje vreemd, want dansen en voetballen zijn de laatste decennia juist opvallend tot elkaar gekomen. Werden in de jaren vijftig acties van begenadigde voetballers als Stanley Matthews, Abe Lenstra en Alfredo di Stefano nog beschreven in militaristische termen, waarin zij defensies aan flarden schoten, tegenstanders velden, keepers onder vuur namen en verdedigers een knock-out toedienden, vanaf de jaren zeventig begon dat opvallend te veranderen. De uitblinkers kregen steeds vaker artistieke kwaliteiten toebedeeld. Cruijff was niet langer een generaal, maar een balkunstenaar. Voetbal betrad daarmee een andere dimensie, op de beste momenten werd het een kunstvorm verwant aan de hogeschool van de dans.
De snel groeiende beeldcultuur leverde daarvoor het bewijs. Voetbalacties werden op zo’n manier vertraagd weergegeven en van (al dan niet klassieke) muziek voorzien, dat vrijwel niemand om de associatie met dansen heen kon. Al in 1972 maakten Maarten de Vos en Cor Coster een film, Johan Cruijff, nummer 14, waarin beelden van de aanvalsleider van Ajax zo waren gemonteerd dat de kijker loskomt van de voetbalwedstrijd en meegenomen wordt in de unieke choreografie van een weergaloze solodanser. Cruijff deed niet langer mee aan een wedstrijd, hij acteerde in een voorstelling.
Sindsdien is de vergelijking tussen voetballers en dansers steeds meer ingeburgerd geraakt. In 1988 maakte sportverslaggever Frits Barend daar een prachtige documentaire over: Schijnbewegingen, over voetbal en ballet met als hoofdrolspelers: Rudi van Dantzig, artistiek leider van Het Nationaal Ballet, Johan Cruijff (toen trainer van Ajax) en hun pupillen, spits Marco van Basten en solist Clint Farha. De beelden van de voetballende Van Basten en in een leeg stadion dansende Farha werden op een intrigerende wijze door elkaar gemonteerd, zodat de gracieusheid, sierlijkheid en elasticiteit van voetballer en danser als het ware in elkaar vloeien. De boodschap is onontkoombaar: dit zijn verwante takken van kunst.
Het dansen bereikte vervolgens ook echt de voetbalarena. Wat begon met Afrikaanse voetballers die zich na het scoren naar de zijlijn repten om daar met swingende heupen en geinige huppelpasjes hun vreugde te uiten, groeide in de jaren negentig al snel uit tot een rage. In de kleedkamer werden heuse choreografietjes ingestudeerd. Op YouTube kan je er vele swingende filmpjes van vinden.
YouTube is sowieso de plek waar het huwelijk tussen dansen en voetbal op een overweldigende manier verbeeld wordt. Je ziet er scheidsrechters als dansende zwanen, voetbalwedstrijden zonder bal die plotseling balletvoorstellingen worden, en vooral ook leaders van officiële dansvoorstellingen met verbeeldingen van het voetballen. Zo’n – hartstikke leuke - voorstelling was in Nederland op tournee in de aanloop van het WK: The Match - een flitsende, energieke en humoristische dans-/theatervoorstelling, gespeeld door het gezelschap Ballet van Leth, waarbij met groot succes lokale voetbal- en fanclubs bij de uitvoering werden betrokken.
Kortom, gezien deze geschiedenis verwachtte ik dat juist in het swingende Afrika dit WK een nieuwe hoofdstuk in het voetbaldansen zou gaan schrijven. Met creatieve voetballers als Messi, Van Persie, Robben en Xavi in de artistieke hoofdrollen. Helaas is daar niets van terecht gekomen. Niet alleen het Nederlandse elftal swingde niet; vrijwel niemand deed het. Dat Duitsland tot aan de halve finales als het meest artistieke elftal werd gezien, zegt genoeg. Ik zag op tv alleen maar slow motions die gericht waren op buitenspelsituaties en overtredingen, maar zelden op sierlijkheid en elegantie. Ik zag geen solodansers, nauwelijks hoogstandjes, vrijwel geen esthetiek; ik zag vooral zwoegende mannen als Matthijsen, De Jong en Van Bommel, stoere mannen van het type dat zich met het glas in de hand aan de rand van de dansvloer opstellen. Dit was het WK waarin de systeemdenkers het van de creatievelingen wonnen, de ploeteraars van de technici, de schoppers van de kunstenaars. Dit WK ging ten onder aan de ziekte die zich van veel westerse samenlevingen meester heeft gemaakt: beheersing en controle. Dit was het WK van de technocratische managers. Die houden niet van dansen, alleen van resultaten.
Het enige lichtpuntje was dat uiteindelijk toch de meest dansende ploeg won. Gelukkig maar. Dat houdt de hoop levend dat het artistieke voetbal van Spanje school gaat maken en de risicomijdende voetbalmanagers het veld ruimen. Zo niet, dan zou het wel eens zo kunnen zijn dat de ware voetballiefhebber voor een leuke voetbalvoorstelling zijn heil bij YouTube, in het danstheater of op de amateurvelden moet gaan zoeken. En ach, wat is daar eigenlijk mis mee? Gelet op de allesoverheersende geldhonger van de voetbalindustrie zou dat welbeschouwd niets minder dan het verdiende loon zijn.
Deze column, geschreven door Jos van der Lans, verscheen eerder in Dans Magazine 4, 2010.
Jos van der Lans is cultuurpsycholoog en publicist. Zie: www.josvdlans.nl .