Young Gyu Choi: ‘Hoe meer ik doe, des te meer ik geniet.’
Door: Astrid van Leeuwen
De Zwaan voor Meest Indrukwekkende Dansprestatie is dit jaar gewonnen door Young Gyu Choi, vanwege ‘zijn grote bevlogenheid in Toer van Schayks 7e Symfonie, en zijn fenomenale technische beheersing en virtuositeit, die hij nog weet te overtreffen door het plezier en de vrijheid die hij in zijn dans legt’. Elf jaar danst de Koreaan inmiddels bij Het Nationale Ballet, waar hij, zoals de VSCD-jury terecht opmerkt, ‘als een magneet werkt op het publiek’.
Als 15-jarige verruilde Young Gyu Choi het ‘National Institute for the Gifted in Arts’ in Seoul voor de Tanz Akademie in Zürich. Meteen nadat hij in 2006 de finale van de Prix de Lausanne had bereikt, reisde hij – ‘met een gigantische koffer’ – door naar zijn nieuwe woonplaats. Het eerste half jaar was er, zegt hij, vreselijk. ‘Ik woonde voor het eerst alleen, moest opeens zelf koken en alles regelen, en had – anders dan in Korea – veel vrije uren waarmee ik mij totaal geen raad wist. Ik sprak nog geen woord Duits of Engels, zag op straat vrijwel nooit een andere Aziaat, en dat alles maakte dat ik nauwelijks naar buiten durfde te gaan.’
De eenzaamheid die hij in Zürich ervoer, gebruikte Young voor de invulling van zijn rol in Toer van Schayks 7e Symfonie, waarvoor hij eind september tijdens de Nederlandse Dansdagen de Zwaan in ontvangst mocht nemen. ‘Caroline Iura, die in veel werken van Toer heeft gedanst, heeft het ballet met ons ingestudeerd. Zij vertelde dat met name het tweede deel, het allegretto, biografisch is, refererend aan onder meer gevoelens van eenzaamheid en somberheid, aan liefdes die komen en weer voorbijgegaan.’
Ook andere levenservaringen kon Young daardoor een plaats in het ballet geven, waaronder zijn struggle met de coronapandemie. ‘We dansten 7e Symfonie aan het einde van de eerste lockdown. Zoals voor veel dansers was dat voor mij, mentaal en fysiek, een heel zware tijd. Daardoor kon ik mijzelf nog meer verbinden met mijn personage in het ballet.’
Harde leerschool
Young (in 1990 geboren in Suncheon in Zuid-Korea) werd op zijn achtste door zijn moeder op ballet gedaan. ‘Ik had er zó geen zin in, vond alleen die balletmaillot al zó vreselijk, dat ik voor aanvang van de eerste les half op een stoel ben gaan liggen en mij slapende heb gehouden.’ Maar al gauw werd ballet ‘zijn ding’. ‘Ik werd gegrepen door de muziek en de bewegingen.’ Zijn professionele dansopleiding – waarvoor hij op zijn elfde met zijn ouders naar Seoul verhuisde – was een harde leerschool. ‘Alles moest altijd perfect, aan elk detail werd eindeloos gesleuteld. We hadden school van half negen ’s ochtends tot negen à tien uur ’s avonds, en dat zeven dagen in de week. Maar ik wist niet beter en achteraf ben ik alleen maar blij dat ik zo’n gedegen basis heb.’
Nadat hij zijn dansopleiding met twee jaar studie in Zürich afrondde, keerde hij tijdelijk terug naar Korea. ‘Ik wist toen al dat ik in Europa wilde dansen, maar moest nog onder militaire dienst zien uit te komen. Dat lukte aanvankelijk door nog een periode aan de Sun Hwa Arts School te studeren, en uiteindelijk voorgoed door in 2009 de gouden medaille tijdens de Youth America Grand Prix in New York te winnen.’
‘Pompende’ dijen
Terug in Europa deed hij in 2011, na een hele nacht per trein te hebben gereisd, auditie bij Het Nationale Ballet. ‘Van andere Koreaanse dansers had ik gehoord dat de groep een geweldig en heel divers repertoire heeft.’ Elf jaar later is hij nog steeds gelukkig met zijn keuze. ‘Ik heb hier zó veel kansen gekregen, en hoe meer ik doe, des te meer ik ervan geniet. Daarnaast heeft het gezelschap een fantastisch team aan balletmeesters en coaches en, met Ted Brandsen, een artistiek directeur die heel open en benaderbaar is, en mij ook alle vrijheid geeft om elders gastoptredens te doen.’
Ook het leven in Amsterdam – ‘een kleine stad die desondanks alles heeft’ – bevalt hem. ‘Alleen aan het fietsen heb ik niet kunnen wennen. Ik heb het geprobeerd, maar had na elke fietstocht ‘pompende’ dijen. Het was gewoon té vermoeiend.’ Lachend: ‘Inmiddels heb ik een scooter.’
Raymonda
Een favoriete choreograaf of choreografie heeft hij niet. ‘Wat je ook danst, je maakt je een rol eigen, en daardoor krijgt elk werk betekenis. Maar ik heb wel een voorkeur voor balletten die raken aan eigen ervaringen, waarin ik iets van mijzelf kwijt kan en daardoor ook zelf geraakt wordt. Zoals Toers 7e Symfonie, maar bijvoorbeeld ook Hans van Manens Two Pieces for HET, en klassiekers als Giselle en Raymonda.’
Meer nog dan 7e Symfonie plaatste dit laatste ballet, in de alom bejubelde nieuwe versie van Rachel Beaujean, hem afgelopen seizoen in de schijnwerpers. Dat de VSCD-jury dit zelfs niet heeft aangestipt, vat hij luchtigjes op. ‘Het is hun keuze, daar ga ik niet over. Beide balletten waren voor mij ongelooflijk belangrijk. Als ik de Zwaan voor Raymonda had gekregen, had ik het geweldig gevonden, maar nu het voor 7e Symfonie is, ben ik even blij.’
Het mag dan zijn zoveelste prijs zijn, de Zwaan neemt een bijzondere plaats in. ‘Omdat dit een prijs is die het hele Nederlandse dansveld beslaat, en ik niet verwacht had dat ik in vergelijking met al die andere genres en dansers een kans maakte. Maar ook omdat ik deze prijs niet alleen als erkenning voor één rol ervaar, maar voor alles wat ik de afgelopen jaren heb laten zien.’