Minister van cultuur ontvangt brandbrief van Nederlandse jeugddansgezelschappen
In een brandbrief aan minister Van Engelshoven (Cultuur) en de Raad voor Cultuur stellen Nederlandse jeugddansgezelschappen dat zij een groter aandeel moeten hebben in de Basisinfrastructuur (BIS) en de lokale en regionale financieringsstructuren. De dansgezelschappen doen een collectieve oproep tot beleidsherziening betreft de positie van jeugddans binnen het huidige bestel.
Knelpunten jeugddanssector
De brief is opgesteld en ondertekend door Danstheater Aya, De Dansers, DOX, Dadodans, The100Hands, Internationaal Danstheater, Theaterbureau Frontaal, SALLY Dansgezelschap Maastricht, Plan-D, de Stilte, MAAS theater en dans, ISH en Don’t Hit Mamma. In de brief formuleren de jeugddansgezelschappen gezamenlijk een aantal knelpunten waar de jeugddanssector regelmatig mee te maken heeft. Allereerst merken zij een verschil in vraag en aanbod. Doordat de regionale steunpunten zijn opgeheven is de bemiddeling tussen scholen en de jeugddansgezelschappen grotendeels verdwenen. Volgens de jeugddansgezelschappen is er nu te weinig expertise om de brug tussen kunsten, onderwijs en de podia te slaan. Als tweede punt benoemen zij het feit dat in het huidige subsidiestelsel educatie losgekoppeld wordt van de voorstellingsproductie, terwijl dit in de praktijk vaak samengaat. Behalve Introdans worden de jeugddansgroepen gesubsidieerd door het Fonds Podiumkunsten, terwijl educatie het terrein van de BIS is. Daarnaast is er te weinig financiële ruimte voor internationalisering en zou er te veel in hokjes genres en leeftijdsgrenzen worden gedacht. ‘Ontschotting is een vereiste om de verschillende scholen in verschillende wijken minder eenkennig te laten programmeren en ze in aanraking te laten komen met de veelzijdigheid van de jeugddans.’
Wens van de jeugddansgezelschappen
Om deze diverse knelpunten aan te pakken vragen de dansgezelschappen om jeugddans als basisfunctie in zowel de Basisinfrastructuur (BIS) als de regionale en lokale financieringsstructuren op te nemen. Tevens moet er een vorm gevonden worden waarbij er een vergelijkbare, landelijke spreiding is van financiering als te zien bij het jeugdtheater. Daarbij zou subsidiering van educatie net als de productie structureel als onderdeel van de dagelijkse praktijk moeten worden erkend.
Lees de volledige brief hier.