Twee felle dansmakers

Krisztina de Châtel en Ann van den Broek maken Domestica. Foto Robert BenschopHet was ‘even belangrijk’, het conflict bij aanvang van de repetities van Domestica. Ann Van den Broek (40) zegt het bijna nonchalant. Er moest duidelijkheid geschapen worden in die gevoelige beginfase, vindt ook co-choreografe Krisztina de Châtel (69). Het gemak waarmee zij over hun knallende ruzie spreken is tekenend voor hun verhouding: niet alleen hebben zij een meester-leerlingrelatie, maar ook een soort moeder-dochterband. In veel opzichten lijken ze op elkaar. Logisch dat het wel eens knettert. Maar het familiegevoel blijft.

De klik tussen de Hongaars-­Nederlandse De Châtel en de Vlaamse Van den Broek was er vrijwel direct. Ze zagen elkaar voor het eerst tijdens de workshops die De Châtel met een paar van haar toenmalige dansers gaf op de Rotterdamse Dansacademie. Van den Broek zat toen net in haar afstudeerfase. ‘Oerm Matern en Dries van der Post leidden de workshop, we deden delen uit Change, herinnert Van den Broek zich. ‘Ik was een bewegingsbeest, wilde altijd de ruimte in, dus het was voor mij moeilijk om gefocust te blijven op de lijnen. Maar die strenge structuur, de complexe tellingen – het trok me, dat voelde ik dadelijk. En toen Krisztina de studio binnenkwam, stond daar een imposante, gekke vrouw.’ Natuurlijk vond en vindt ze meer kunstenaars interessant, maar de ervaring van Van den Broek is dat je maar bij een paar ook door de mens, de persoonlijkheid wordt aangetrokken.

‘Ik wilde in die wereld van Krisztina mee, die klopte gewoon bij mij. Ook al waren de tellingen nooit op de manier die ik zou doen’, grinnikt ze naar De Châtel. Nu, veertien jaar nadat Van den Broek Dansgroep Krisztina de Châtel verliet, hebben ze vaak lol om hun verschillen van inzicht en botsingen. De Châtel herinnert zich de auditie van haar toenmalige pupil: ‘Je kwam te laat!’ Hartelijk gelach. ‘Op dat moment had ik sterke jongens in de groep, terwijl er net een paar sterke vrouwen weggingen. Dus die had ik nodig. Ann was nog wel jong, twintig, maar ik dacht, het moet maar. Je gaat op je intuïtie af. Op een auditie kijk je naar wat iemand uitstraalt, niet of alles technisch precies klopt.’ Het feit dat haar aspirant-­werknemer om logistiek-­financiële redenen (heen en weer reizen tussen Antwerpen, waar ze bij haar ouders woonde, en Amsterdam was geen optie) geen genoegen nam met een stagecontract, maar meteen om een gewoon contract vroeg, beviel De Châtel eigenlijk ook wel. ‘En je vond mijn kont mooi’, grijnst Van den Broek. De Châtel: ‘Ja, ja ja!’

Krachtmetingen en uitputtingsslagen

De eerste maanden in de groep waren ideaal om het repertoire van De Châtel onder de knie te krijgen. Er stonden reprises op het programma en de ervaren dansers in de groep namen de jonge Van den Broek onder hun vleugels. ‘Zij riepen steeds: Nee, Ann, niet zo! Nee Ann, nu je mond houden! Ik niet hoor’, vertelt De Châtel. Al snel begon zij solo’s te maken voor de stoere nieuwkomer. ‘Dat doe ik niet voor iedereen. Persoonlijkheid is heel belangrijk, het moet op de een of andere manier klikken, wederzijdse waardering. Eerlijkheid en openheid, dat is denk ik het bijzondere aan Ann. Je weet precies wat je aan haar hebt, ze is heel direct. Daardoor zijn destijds ook wel eens ruzies ontstaan over muzikale dingen, omdat jij als jong ding gewoon tegen Gilles [den Hartog, voormalig danser bij De Châtel] zei dat het anders zat, terwijl Gilles heel muzikaal was.’ ‘Ja, en ik gelóóf’, grinnikt Van den Broek pesterig, ‘dat ik gelijk had.’

Gevraagd naar wat zij van haar leermeesteres heeft opgepikt, vult De Châtel vlot voor Van den Broek in: ‘Ik ben streng, jij ook.’ ‘Eens’, bevestigt haar leerling. ‘En het belang van gelijkwaardigheid. Er was ruimte en respect voor iedere persoonlijkheid in de groep. Dat heb ik heel goed in me opgenomen: dat is heilig. Het is zo knap hoe zij dat doet, met die grillige, gekke manier van met mensen omgaan.’ De Châtel: ‘Het is heel dubbel: ik ben de baas, maar uiteindelijk is het een groepsding. Je moet laten voelen dat het zonder de dansers niet kan. Het is wat ík wil, absoluut, maar dansers kunnen een inbreng hebben, je maakt het samen.’ Van den Broek: ‘Zo probeer ik ook te werken.’

Krisztina de Châtel en Ann van den Broek maakten Domestica. Foto Robert Benschop‘Jíj wilt ook het maximale uit mensen halen’, bedenkt De Châtel, nog eens nadenkend over overeenkomsten. Zelf is zij bekend geworden met choreografieën als krachtmetingen en uitputtingsslagen, tegen windturbines, tegen een aarden wal, tegen een gevangenis van plexiglas of een ander obstakel. ‘Zoiets dwingt dansers op elkaar te letten, iedereen moet steeds met de ander bezig zijn, niet alleen met zichzelf.’ Van wie ze het zelf heeft? In elk geval heeft ze het nodige opgestoken van de anti­autoritaire benadering van Koert Stuyf, bij wie De Châtel rond 1970 danste (‘Ik was achtergrond hoor, een soort meubelstuk.’) en die zij als haar grote meester beschouwt. ‘Hij vertelde ons niet precies wat je moest doen, dat moest je zelf maar uitzoeken. Ging hij de duiven voeren. Dat is heel leerzaam. Die vrijheid, en staan voor wat je doet, dat heb ik van hem geleerd.’

Afkijken

Zelf oplossingen vinden, daar weet Van den Broek alles van. Niet gezegend met een volledige uitdraai zocht ze op de opleiding al naar ‘trucs’, omdat de geijkte correcties voor haar niet werkten. Die niet­ideale lichaamsbouw, denkt zij, is misschien ook wel een punt van herkenning geweest. ‘Ik vond het geweldig dat Krisztina ook vrijwel geen uitdraai had. Het gevolg van zoiets is dat je heel goed naar anderen leert kijken: waarom kan die dat wel en die niet en wat kan ik ‘afkijken’. Analyseren en ontleden heb ik vanaf het begin gedaan. Daar pluk ik nu de vruchten van, want andere mensen in mij stijl te krijgen, vergt analyse, energie. Je moet je hart openstellen, datzelfde aan hen vragen.’ Dat laatste is een stevige investering, weten beide dames.

Van den Broek bouwt nu twaalf jaar aan haar eigen carrière als choreografe. Haar eerste probeersels presenteerde zij in Amai!, het workshopprogramma van Dansgroep Krisztina de Châtel. Als artistiek leidster liet De Châtel haar dansers volledig de vrije hand. Ze kwam nooit in de studio kijken, laat staan dat ze ongevraagd kritiek leverde. Toch voelde Van den Broek dat het nodig was weg te gaan, wilde zij zich als choreografe ontwikkelen. De Châtel: ‘Ik herinner me nog dat je het kwam vertellen. Heel voorzichtig, omdat jij ook wel wist dat ik je als mijn dochter zag. Ik vond het heel erg. Het ís ook erg als je iemand verliest die heel bijzonder is, die je ziet opgroeien en zich ontwikkelen. Maar ja, dat is nou eenmaal zo.’

‘Er lagen geen zware conflicten ten grondslag aan haar beslissing weg te gaan’, zegt Van den Broek. Tegen het einde was er een grote ruzie rond een gastchoreograaf, daarvoor botsten zij ook wel eens, maar niet extreem. Het was voor mij destijds niet ondenkbaar dat ik zou blijven, maar ik had een adempauze nodig. Wilde ik mijn eigen creativiteit ontdekken, dan moest ik loskomen van Krisztina. Anders was ik een kopie geworden. Frédéric Flamand, bij wie ik ging werken, liet alles vanuit improvisatie ontstaan, hij zette zelf geen stap. Een uitstekende manier om in mijn eigen stijl te duiken. Maar ik ben dus niet weggegaan om de moeder­dochterrelatie te verbreken en heb altijd het idee gehad dat we wel weer eens iets samen zouden doen.’ 

Krisztina de Châtel en Ann van den Broek maakten Domestica. Foto Robert BenschopAfstand nemen

Van een afstandje zag De Châtel hoe haar ‘dochter’ zich ontwikkelde en succes kreeg. Met Co(te)lette, We Solo Men, Q61. Ze herkent wel elementen uit haar eigen stijl. ‘Een zekere felheid in beweging. Het grote verschil is natuurlijk dat ik alles naar binnen druk, mijn stukken gaan over de spanning voor je ontploft, en bij haar zie je een extrovertere houding: hier ben ik! Ik geef de emotie nooit weg. Niet dat Ann dat doet, maar ze is extremer. Psychologischer en theatraler.’ Van den Broek ziet nog meer overeenkomsten, zij het met een persoonlijke twist: ‘De simpelheid. En natuurlijk de repetitiviteit, maar ik vertrek vanuit de emotie. De emotie dient elke beweging.’ De Châtel: ‘Bij mij gaat het primair over structuur en ruimtelijkheid.

’Kritiek leveren op elkaars werk doen ze weinig. De Châtel heeft Van den Broek wel ooit het advies gegeven niet meer zelf mee te dansen, en dat was erecht, aldus Van den Broek: ‘Ik wist niet meer wat links of rechts was. Na de première had ik een slecht gevoel en een slechte recensie gaf me het gevoel dat ik maar beter kon ophouden. Krisztina zei, heel voorzichtig: je moet misschien wat afstand nemen. Het is als voormalig moeder niet makkelijk te zien waar je kind allemaal doorheen moet, dat leerproces. Maar zo gaat het nu eenmaal,’ weet De Châtel uit eigen ervaring. ‘Zelf vind ik het niet zo zinvol kritiek op het werk van Ann te geven. Als iemand anders denkt dan jij over structuur en ruimtelijkheid, dan moet je het zo laten. Ik ben een heel ordelijk type, strak, zij trekt het meer uit elkaar. Zij is eigentijdser, van een andere generatie. Punt.’

De ideale opvolgster

In het werkproces van Domestica hebben ze, na die ruzie van de eerste dagen, besloten om ieder apart te werken en niet, zoals oorspronkelijk gepland, in een soort estafette reagerend op elkaars bijdragen. Wel heeft Van den Broek een bewegingssequentie uit Concave, de choreografie van De Châtel die als vertrekpunt diende voor Domestica en waarin Van den Broek zelf heeft gedanst, naar haar eigen stijl getransformeerd. Met de nodige voorzichtigheid hebben ze hier en daar wel wat op­ en aanmerkingen gemaakt. ‘Je gaat natuurlijk niet met de bezem door de porseleinkast’, stelt Van den Broek. ‘Je weet allebei hoe kwetsbaar je je als kunstenaar voelt, dus je bent voorzichtig.’ In de eindfase, waarin bruggen tussen de blokken choreografie gebouwd moesten worden, was de samenwerking goed. ‘En dan leer ik weer van Ann’, erkent De Châtel. ‘Zij sms’te bijvoorbeeld dat het beter zou zijn als die jongen het licht op het eind uitdoet. Een kleinigheid, maar wel belangrijk. ’Van rivaliteit wil geen van beiden weten.

Onzin, vindt De Châtel, die de pensioengerechtigde leeftijd is gepasseerd. ‘Ik ga door met mijn brandweermannen en zo, en geef jonge mensen kansen met mijn stichting. Dat is een heel ander gevoel dan wanneer je nog iets moet opbouwen.’ Van den Broek: ‘Jij moet je gewoon weer concentreren op wat jíj wilt doen, zonder bezig te zijn met andere shit. Zie je, zij kent mij. Ze vertelt geen bullshit. Ze weet ook hoe de danswereld in elkaar zit. Daardoor heb ik de laatste, moeilijke jaren met Dansgroep Amsterdam veel aan haar gehad. Zij kijkt objectief, maar met genegenheid.’ De ideale erfgenaam annex opvolgster dus. Maar die vraag kwam te vroeg voor Van den Broek en dus moest De Châtel op zoek naar een ander om samen met haar Dansgroep Amsterdam te leiden, de groep die is voortgekomen uit Dansgroep Krisztina de Châtel. Tweede keus Itzik Galili bleek helaas een koekoeksjong en de rest is geschiedenis. Met Domestica hebben moeder De Châtel en dochter Van den Broek daar een stukje van hun ‘familiegeschiedenis’ aan toegevoegd.

Dit artikel is eerder gepubliceerd in Dans Magazine. tekst: Francine vand er Wiel