Choreograaf Jan Martens, Belg met een streepje voor
Ieder jaar in oktober wordt de Prijs van de Nederlandse Dansdagen Maastricht uitgereikt. Aan de prijs is een geldbedrag verbonden voor het ontwikkelen van een avondvullende voorstelling. De winnaar zal dan volgend jaar in première gaan tijdens de Nederlandse Dansdagen 2013.
Jan Martens is een van de genomineerden. Hij is met 27 jaar de jongste van de drie, maar met al een indrukwekkende lijst van producties. De jury omschrijft zijn voorstellingen als “stuk voor stuk intrigerend”. Jan studeerde in 2006 af aan de Fontys Academie in Tilburg. Hij danste onder andere voor Ann van den Broek, United- C en Mor Shani). Vanaf 2009 presenteert hij eigen werk. Dansmagazine wil weten wie Jan Martens nu eigenlijk is en waarom wij hem niet meer mogen missen.
Hoe zou jij jezelf als choreograaf omschrijven?
Ik denk dat ik een heel zachte choreograaf ben om mee te werken. Ik zorg altijd voor een veilige omgeving om in te werken, dat vind ikzelf ook fijn, dat mensen zich op hun gemak voelen. Ik vraag wel wat van mijn dansers, maar zij helpen mij ook.
Dat is een bewuste keuze van mij, om niet de grote baas te zijn, maar om samen met mijn dansers te creëren. Dit is ook terug te zien in mijn thematiek. Als choreograaf wil ik graag mensen tonen. Ik zoek naar een samengaan van storytelling en concept, vrij abstracte vormen eigenlijk, maar het gaat altijd over mensen”.
Jan streeft naar een ideale balans tussen een menselijk verhaal en een abstracte vorm. Het is uiteindelijk de fysieke vorm die mensen direct aanspreekt. Zelf denk hij een brug te slaan tussen publieksvriendelijke voorstellingen en een conceptuele vorm.
Wat wilde je als 5 jarige worden en hoe ben je uitgekomen waar je nu bent?
Jan moet lachen, want hij moet bekennen dat hij pas laat begon met dansen. Toen hij klein was wilde hij politieagent worden. Na de middelbare school ging hij Germaanse taal en letterkunde studeren in Gent.
Toen ik jong was volgde ik twee uur in de week dramales, maar daar deed ik verder niet veel mee. Op de middelbare school moest ik theaterrecensies schrijven, daar zag ik Jan Fabre en dat kwam binnen, dat sprak mij aan. Ik was aangetrokken tot dat fysieke. Dat kun je wel zien in mijn eerste werken, die zijn heel theatraal.
Ik was 18 toen ik in Gent ging studeren. Hier wilde ik iets anders binnen ‘de kunsten’, het werd ballet voor volwassenen. Al snel ging ik meer lessen volgen en binnen een jaar
meldde ik mij aan op de Fontys Dansacademie in Tilburg. Met de hakken over de sloot werd ik aangenomen, maar ik ben een bijter. Ik heb veel energie, het klopt ook dat je zegt dat ik hard werk, maar ik heb ook geluk. Ik denk dat ik als Belg een streepje voor heb.
Jan zoekt naar een perfecte balans tussen een verhaal en een abstracte vorm, een symbiose tussen storytelling en conceptualisme, zoals hij het zelf omschrijft. Hoe pak je dit aan?
Ik begin bij het verhaal, vaak over menselijke relaties en daar zoek ik een fysieke vertaling bij, een abstracte vorm. Die abstractie moet op zichzelf dan weer het verhaal zijn, snap je? Beter gezegd; Het ‘verhaal’ dwingt de voorstelling in zijn vorm.
Ik vertel een fysiek verhaal, een verhaal in beelden, dat heeft niets met uitbeelden te maken. De vorm neemt de anatomie over, daardoor is het geen uitbeelden.
Aan de ene kant heb ik een herkenbaar verhaal, daar tegen over staat een abstracte vorm. Gelukkig zal ik nooit tot de perfecte symbiose komen.
Je werkt niet in een vaste danstaal, maar zoekt steeds naar een goede vorm voor je verhaal. Dat is belangrijker dan een eigen vocabulaire, waarom?
Ik ben niet geïnteresseerd in het ontwikkelen van een eigen vocabulaire, ik vind het veel spannender om ergens anders in te duiken, zo ben ik zelf ook. Ik vind het spannend om verschillende vocabulaires tegenover elkaar te plaatsen, om zo tot nieuwe dingen te komen.
Dit hergebruik zo je wilt levert heel spannende dingen op. Het overbrengen van een fysiek verhaal vind ik belangrijker dan een eigen vocabulaire. Het geeft ook een zekere vrijheid. Ik wil iets doen, zoek naar vormen om dat te bereiken en daarin nieuwe dingen ontdekken. Dat doe ik veel liever dan eindeloos uitdiepen. Maar ik denk dat ik hierin niet alleen sta hoor.
Je ben een soort anti held. Je wilt geen eigen vocabulaire, maar ontwikkelt wel een eigenheid door de manier waarop je gebruik maakt van verschillende danstalen, samen met je thematiek. Je wilt ook niet als maker van complexe choreografieën worden bestempeld, maar je dansers moeten wel heel moeilijke patronen onthouden. Fysieke virtuositeit is ook niet wat je zoekt, maar je choreografieën zijn wel fysiek zwaar, wat ook best als virtuoos gezien kan worden. Hoe zit dat precies?
Ja, dat is inderdaad wel zo, maar dat is meer om me te onderscheiden van bijvoorbeeld de “ballet wereld”, het gaat niet om hoe technisch fantastisch iemand kan dansen, het gaat echt om mensen. Het leidt ook steeds terug naar mijn thematiek. Het streven naar perfectie, maar dat het steeds niet lukt. Die prestatiedrang en zelfpromotie, streven zonder slagen. Heel menselijk is dat juist en heel universeel.
Een ander iets wat ik bedoel met niet complex is, dat alles vrij eenvoudig is. Ik gebruik doorzichtige structuren die een publiek duidelijk kan lezen, er vinden geen drie acties tegelijk op het podium plaats,omdat ik wil dat de toeschouwer alles meekrijgt. Dus geen vier solo’s naast elkaar, zodat de scène helder blijft.
Die prestatiedrang en streven naar een doel zonder te slagen weerspiegelt de schoonheid die een centrale rol inneemt in jouw werk. Die imperfectie lijkt bijna tragisch, maar jij ziet het juist ook als een onuitputtelijke bron van energie. Beschrijf dat eens?
Ik vind het heel mooi dat je nooit die perfectie haalt, maar dat je toch steeds blijft proberen. Die onbereikbaarheid is heel krachtig, dat is mijn drive. Daarbij is het heel menselijks en eigentijds. Juist omdat het zo onbereikbaar is, heb je altijd iets om naar toe te werken. Daarbij vind ik die herkenbaarheid heel belangrijk. Ik denk dat het daarom ook veel mensen aanspreekt. Ik vind het van belang dat mijn publiek zich kan spiegelen. Zo spiegelt mijn werk mijzelf. De sociale posities, de manier van communiceren, het hergebruik van danstalen. Geen stereotypen, maar mensen met nuance.
Tot slot, iedere genomineerde moet een projectvoorstel indienen, zouden wij een klein voorproefje mogen?
Dat is best moeilijk, want er liggen zoveel plannen, maar ik denk dat ik wel iets kan zeggen. Ik wil graag Pretty Perfect verder ontwikkelen en herwerken tot een avondvullende voorstelling. Ik heb er al heel veel zin in. Veder liggen er nog een hoop andere projecten op mij te wachten, ik zit voorlopig nog niet stil.
Zijn voorstelling Sweat Baby Sweat is te zien tijdens de Nederlandse Dansdagen op 6 oktober.
Voor meer speeldata kijk op zijn website