Home » Reportage

Cultuursector ervaart zowel kaalslag als cultuuromslag

Door Jacqueline de Kuijper

“Hoe staat het anno 2015 met de vitaliteit van de kunst- en cultuursector sinds zowel Rijk, provincies als gemeenten onder druk van de financiële crisis grote bezuinigingen hebben doorgevoerd? Welke sectoren en provincies zijn het zwaarst getroffen? En welke nieuwe kansen doen zich voor?”

De Boekmanstichting heeft zich over deze vraag gebogen en presenteerde, in samenwerking met het Prins Bernhard Cultuurfonds, op maandag 22 juni in het Koninklijk Concertgebouw Amsterdam de antwoorden. Tijdens het symposium Kaalslag of Cultuuromslag? werden in de Kleine Zaal de feiten, cijfers en kansen in de cultuursector besproken. Waar de beroepspraktijk een kaalslag ervaart, ontstaat er bij de financiers een cultuuromslag.

Symposium over trends in de cultuursector

Met presentaties over (privaat financieel) draagvlak voor cultuur, toegang tot cultuureducatie en amateurkunst, werkgelegenheid in de (podium)kunstensector, en persoonlijke verhalen van kunstenaars biedt het symposium een vol en prikkelend programma. Dankzij overwegend heldere presentaties, indrukwekkende sprekers, mooie grafieken en de ‘vertalingen’ van gastheer Simon Reinink (algemeen directeur van Het Concertgebouw) is het symposium goed te volgen - ook als je geen econoom of politicus bent.

De Boekmanstichting heeft haar bevindingen gepubliceerd in Boekman 103: Wie geeft er aan cultuur? Ga voor meer cijfers ook naar de website van de Cultuurindex.

Financiering van cultuursector 2005-2015

Bastiaan Vinkenburg, sectorleider kunst en cultuur bij Berenschot, geeft tijdens het eerste blok een overzicht van de financiering van de cultuursector van 2005 tot 2015. De grootste financier is de overheid (Rijk, provincies en gemeenten). In 2011 vormt de overheidsbijdrage 63% van de totale inkomsten in de cultuursector. In 2013 is dit 60% en in 2015 zal dit 58% zijn.

Met de bezuinigingen van 2013, is de overheidsbijdrage (ten opzichte van 2010) met 24% gedaald. Dat is 225 miljoen euro minder, die voornamelijk bij de kunsten is bezuinigd. In 2015 besteedt het Rijk 44 euro per inwoner aan cultuur, de provincies gemiddeld 15 euro en gemeenten 103 euro. In 2011 was dit nog respectievelijk 51, 20, en 113. De inkomsten via private bijdragen zijn weliswaar gestegen met 2% per jaar (van 2005 tot 2013), maar dit is niet voldoende om de klap van de bezuinigingen op te vangen.

De totale inkomsten in de cultuursector zijn dus sinds 2011 gedaald. Ook het toekomstbeeld dat Vinkenburg schetst is somber. Bij de gemeenten gaan veel bezuinigingen pas in 2015 in en deze treffen vooral bibliotheken en centra voor de kunsten. Een ander groot risico is de aankomende verhoging van het btw-tarief voor kunst en cultuur naar 21%[1] . Hierdoor zullen de eigen inkomsten door middel van entreegeld vermoedelijk dalen, terwijl het relatieve belang van deze inkomstenbron juist gestegen is.

Beroepspraktijk podiumkunsten ervaart kaalslag

De beroepspraktijk ervaart door de economische crisis en bezuinigingen een kaalslag. Centra voor de kunsten worden gesloten en het aantal leerlingen daalt. Theaters, zoals het Grand Theatre Groningen, gaan failliet en kunnen podiumkunstenaars niet uitbetalen. De reeds grote concurrentie is nu moordend en geeft geen ruimte aan jonge kunstenaars om zich te ontwikkelen. Daarom  doen ze het werk onderbetaald, of zelfs onbetaald. Zo blijkt uit verhalen van zzp-ers die in de cultuursector werken, door gastheer Reinink ‘zelfstandigen zonder pensioen’ genoemd.

Tijdens het symposium wordt getoond dat het aantal vrijwilligers dat werkzaam is in de culturele sector fors is gestegen, al is dit met name bij musea het geval. In de podiumkunsten is 40% van alle werkzame personen vrijwilliger. Het aantal gewerkte uren dat zij voor hun rekening nemen is gestegen van 17% in 2005 naar 19% in 2013. Vooral kleine podia zijn in toenemende mate afhankelijk van vrijwilligers.

Met oog op de participatiesamenleving, zal deze ontwikkeling door de overheid toegejuicht worden, maar tijdens het symposium wordt vooral bezorgdheid geuit. De vraag is hoe vrijwilligers ingezet worden: Is hier sprake van werkverdringing? Helaas kan dit vermoeden volgens Dimitri Lauhaut van de Boekmanstichting, door gebrek aan adequate gegevensverzameling, niet bewezen worden. De geluiden uit de Kleine Zaal spreken echter boekdelen.

Een vrouw uit het publiek spreekt over ‘werkervaringsplekken’ waar voor minder dan 500 euro per maand 32 uur per week gewerkt wordt. Aukje Bol, zakelijk leider van Korzo, ziet dit als een vorm van verbogen werkeloosheid. Dit soort plekken vindt zij alleen gerechtvaardigd als er ook daadwerkelijk een baan in het verschiet ligt. Het panel spreekt ook over een erosie in de cultuursector. Met de inzet van vrijwilligers en gebrek aan leerwerkplekken verdwijnt langzaam de kwaliteit.

Cultuuromslag bij financieriders

De cultuuromslag ontstaat doordat financiers anders tegen hun eigen rol in de cultuursector aankijken. De provincies in de Randstad (Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht) bezuinigen sterk en zien zichzelf steeds meer als ‘verbinder’ in plaats van financiers - de kapitaalkrachtige steden in de Randstad kunnen die rol wél aan. Als bovenregionale overheid zetten provincies hun netwerk in om gemeenten en andere partners aan elkaar te koppelen en te adviseren. Andere provincies, zoals Brabant en Limburg, bezuinigen niet op cultuur.

Bij fondsen verschuift de rol van doneren naar investeren: “Een fonds is geen pinautomaat!” In plaats van tekorten aan te vullen, geven zij geld in combinatie met nieuwe doelstellingen, om zo sturing te geven aan de culturele sector. Door tevens ‘skills’ te investeren willen zij cultureel ondernemerschap stimuleren. Tenslotte verlangen de fondsen naar een betere (lees: pro-actieve) samenwerking met de overheid. Nu worden zij slechts medelingsgewijs bij het debat over de begroting betrokken. Oftewel, nadat de besluiten door de overheid al genomen zijn. De fondsen zijn fel tegen de geplande btw-verhoging: “Cultuur is een geestelijk voedingsmiddel. Waarom daarvoor niet ook een laag btw-tarief?”

Een suggestie voor een nieuw financieringsmodel voor de cultuursector wordt geboden door ‘keynote speaker’ Coen Teulings, hoogleraar economie aan de University of Cambridge en de Universiteit van Amsterdam. Teulings past het rendementsdenken toe op de kunst en laat zien dat huizenprijzen hoger zijn waar meer kunst en cultuur aanwezig is, met name podiumkunsten. In grote steden zoals Amsterdam betaalt men gemiddeld 500 euro meer per vierkante meter vanwege het grote culturele aanbod. Het rendement van cultuur is dus hoog, maar lokaal gebonden. Daarom zal volgens Teulings de financiële verantwoordelijkheid van cultuur meer bij lokale overheden moeten liggen, gebaseerd op grondbelasting.

Toeristenbelasting als nieuwe inkomstenbron voor kunst en cultuur?

De suggestie van Teulings staat haaks op de bevindingen dat gemeenten, met name van de vier grote steden, de afgelopen paar jaar sterk bezuinigd hebben op kunst en cultuur. Door het publiek werd tijdens het symposium meerdere malen aangedrongen op het instellen van toeristenbelasting, zoals ook in Duitsland en Zwitserland wordt gedaan. Op die manier zouden er extra inkomsten kunnen worden gegenereerd om toekomstige bezuinigingen tegen te gaan.

De ontwikkelingen die bij de financiers van de culturele sector ontstaan laten zien dat er naast kaalslag ook een cultuuromslag plaats vindt, een omslag die hopelijk de huidige situatie kan herstellen en verdere kaalslag kan voorkomen.